Pollara
Tussen de Etna en Vesuvius zijn de Eolische eilanden op komen
borrelen. Zeven vulkanische stukken land, allen met een heel eigen karakter.
De allermooiste plaats binnen mijn Europa blijkt nu Pollara te zijn. Sinds ik ginds het mooie licht zag, blijkt al het voorgaande wat ik op ons oude continent bezocht, minderwaardiger. Hoewel, Toscane en zijn Renaissance-kunst sloot ik ook voor eeuwig in mijn reizigershart.
Stromboli, Salina, Lipari, Volcano… allen onderwierp ik aan een grondige verkenning, de wind in de haren, de felle zon in de ogen, de glimlach op de lippen. Steeds weer werd mijn verbazing aangewakkerd over de onmetelijke schoonheid en de overweldigende rust van de eilandengroep. De afwisselende landschappen brachten me woeste vulkanen, vruchtbare bolle bergen waar druiven en kappertjes worden verbouwd, eindeloze valleien en woeste rotskusten. De lokale bewoners zijn mijlenver verwijderd van het geharde volk dat ooit de eilanden bevolkte. Nu is er toerisme, vroeger was er niks buiten een hard bestaan. De doorkerfde, gerimpelde gezichten van de bewoners uit Bergmans “Stromboli” zijn lang heengegaan. Vandaag stroomt de eilandengroep vanaf juni tot eind augustus propvol toeristen. Gelukkig is dat lang voor ik er rondkuier. Elk “geciviliseerd” mens uit de luxueuse westerse consumptiewereld ziet zich tenslotte liever als “reiziger” dan als toerist. De realiteit is helaas anders. Zie me lopen met mijn nonchalante tred, mijn interesse en mijn sociale drang naar lokale gesprekken… Hoe anders is het leven op deze eilanden, hoe anders was het ooit ? Wie bewoonden in een ver verleden de talloze witte huisjes in het landschap ?
Stromboli, Salina, Volcano, allen staan ze als melancholische stipjes op de kaart, vlak voor de kust van Sicilië. De reusachtige Stromboli zag ik voor het eerst in “La Meglio Gioventu”. Meteen bleek ik verkocht. Bergschoenen, een zaklamp, een rugzak met wat voedsel en drank brachten me naar de rand van de dreigende krater. Terwijl de zon z’n laatste stralen zachtjes aan de horizon gaf, kwam er uit de diepte een onheilspellend geborrel, gevolgd door vuurwerk van vuurrode lava dat even later als stroop richting zee gleed. Dit is dus de Sciara del Fuoco: de stroom van vuur. Hier is de ingang naar de hel, hier is de Aarde klaar om woedend toe te slaan. Net als de mafia in het zuidelijker gelegen Sicilië. Hoe bedwelmend de rust me omarmde op de Eolische eilanden, zo hard deed de drukte en het stinkende, altijd stroppende verkeer op het overbevolkte Sicilië me ontwaken uit een zoete vakantiedroom. De oostkust bleek de hel, de rest was prachtig. Ook hier werd het mooiste hoofdstuk geschreven in lava. De Etna is een gevaarlijk grommend beest, net als de voorthollende consumptiemaatschappij op de rest van het eiland, op de rest van het Italiaanse schiereiland, in de rest van Europa, in de rest van de zich snel “ontwikkelende” wereld…
Was de wereld maar als Pollara… en alle vrouwen als mijn muze.