Onderhandelen over verdere onderhandelingen
De opluchting bij de onderhandelaars in Cancùn was groot. Na het diplomatieke fiasco in Kopenhagen zijn de bijna 200 landen van de wereld erin geslaagd om tot een akkoord te komen waarin een aantal afspraken voor toekomstig klimaatbeleid worden vastgelegd. De opluchting bij de onderhandelaars in Cancùn was dan ook groot. Kort samengevat is men vooral tevreden dat het proces van multilaterale onderhandelingen binnen het VN-systeem niet is afgeschreven. “We hebben het vertrouwen en de hoop hersteld”, zo stelde de Mexicaanse voorzitter. Vertrouwen in het systeem van onderhandelingen met alle landen samen, en hoop dat er toch een groot internationaal verdrag kan komen om de klimaatproblematiek aan te pakken.
Een herhaling van Kopenhagen zou in ieder geval geleid hebben tot een zeer grote scepsis in zowel proces als mogelijke uitkomst. Er is dus gevorderd, zei het met muizestapjes.Meteen lieten sommigen zich betrappen op grootspraak. “Groot diplomatiek succes” en zelfs “geopolitieke gevolgen” hingen in de ijle lucht. Hoewel deze positieve reactieve begrijpelijk kunnen worden genoemd, lijkt het mij beter om de behaalde resultaten eens kritisch onder de loep te nemen wat betreft de meer inhoudelijke aspecten. De vaststelling is dat er in essentie weinig nieuws werd beslist in Cancùn. De tekst erkent dat er scherpe reducties (deep cuts) in de uitstoot van broeikasgassen nodig zijn om de temperatuurstijging binnen de 2 graden Celsius te houden. Om de kleine eilandstaten te paaien is er zelfs sprake van 1,5 graden. In essentie is dat niets nieuws. Sinds het begin van de onderhandelingen in 1990 (!) weten we dat dat noodzakelijk is en behoort dat tot de intenties. Het Klimaatfonds dat tegen 2020 100 miljard dollar per jaar zal hebben om ontwikkelingslanden te helpen met de gevolgen van klimaatverandering is evenmin nieuw. Het feit dat het Fonds zal bestuurd worden door een evenwichtig samengestelde groep van rijke en arme landen wordt nu voorgesteld als een doorbraak, maar is iets dat al jaren op de onderhandelingstafel ligt.Het ondersteunen van inspanningen om ontbossing tegen te gaan en de financiële verrekening daarvan is eveneens een oud verhaal, waarin men weliswaar een aantal stappen vooruit is gegaan. Over het feit dat men op globaal niveau al meer dan twintig jaar onderhandelt over een internationaal akkoord rond bossen, wordt wijselijk gezwegen.
De verlenging van het in 2012 aflopende Kyotoprotocol is volgens velen het belangrijkste punt. Dit is vooralsnog het enige bindende mechanisme voor uitstootvermindering. Het Cancùn-akkoord roept op om dat verdrag te verlengen. De zogenaamde doorbraak bestaat erin dat dat nu op papier staat, ondanks het feit dat Japan en Rusland zich uitgesproken hebben tegen een Kyoto bis. Alles bij elkaar dus een ontluisterend mager lijstje. Bovendien is er rond zo goed als niets een definitieve tekst of inhoudelijk akkoord, laat staan een bindende afspraak. Alles is verder uit te werken en te bespreken tegen de volgende top in Zuid-Afrika volgend jaar. We zijn dan weer een jaar verder en dichter bij de catastrofale point of no return, waarbij de opwarming van het klimaat onomkeerbaar wordt. Cancùn toont vooral haarscherp aan waar we staan na twintig jaar klimaatonderhandelingen. Een beperkte groep landen, namelijk de 37 staten die onder het Kyotoprotocol vallen, zijn bereid om harde afspraken rond emissiebeperkingen te aanvaarden; daarbij de 27 lidstaten van de EU. Alle andere staten, inclusief de twee grootste uitstoters, de VS en China, niet. Vooral de houding van de VS is ronduit schandelijk. De botte weigering om bindende multilaterale afspraken te ratificeren is zonder twijfel het belangrijkste obstakel voor een sterker globaal klimaatbeleid. Ondertussen is het ook duidelijk dat het ‘2 graden’-scenario pure fantasie is zonder veel drastischere inspanningen van in eerste instantie de industrielanden maar ook van ontwikkelingslanden. Dat dat laatste zo moeilijk bespreekbaar blijft is ten dele te begrijpen, maar in toenemende mate onverantwoordelijk. Zonder verplichtingen voor ontwikkelingslanden is de kans nihil om globale uitstootbeperkingen te garanderen. Immers, een piek in emissies zou er binnen de tien jaar moeten komen om een kans te hebben om binnen de 2 graden te blijven. Sinds 1990 zien we echter een toename van de uitstoot van broeikasgassen met ongeveer 35 à 40 procent: de omslag in beleid zal dus fenomenaal groot en snel moeten zijn. De huidige afspraken in Cancùn garanderen op geen enkele manier dat dat zal gebeuren. We blijven, door ontoereikende menselijke intelligentie op beleidsvlak, dus vol gas op koers richting totale destabilisatie van de huidige biosfeer op onze planeet. De apocalyptische rampen die ons te wachten staan zijn echter nog te weinig bedreigend. De economie en de politiek zitten op een totaal andere tijdsschaal ; die van de korte termijn.Een andere belangrijke vaststelling is dat het huidige systeem gebaseerd is op marktwerking en de creatie van allerlei financiële instrumenten. Om het heel scherp te stellen is klimaatbeleid dus afhankelijk van het feit of er een ‘business case’ in zit en/of kan afgekocht worden. Veel fundamentelere debatten over de prijzen van energie, scheeftrekkingen in wereldhandel, schandelijke tegenstellingen tussen arm en rijk (tussen en binnen landen), prioriteiten in de besteding van middelen, enzovoort zijn uiteraard niet aan de orde bij dit soort multilaterale onderhandelingen, om nog maar te zwijgen over de dringende nood aan drastische wereldwijde bevolkingsinperking. Enerzijds te begrijpen, anderzijds verklaren ze ook het disfunctionele karakter van een aantal voorgestelde oplossingen. Het geloof dat we het klimaatprobleem kunnen aanpakken zonder de essentie van ons systeem van produceren en consumeren te veranderen, of zonder het huidige systeem van soevereine staten in vraag te stellen is fundamenteel en past geheel binnen de logica van multilaterale onderhandelingen. In toenemende mate kunnen we ons hier echter vragen over stellen, maar dat zou ons ruim buiten de context van de onderhandelingen (en deze bijdrage) brengen. Samengevat kunnen we stellen dat Cancùn ervoor gezorgd heeft dat er weer geloof is in de verderzetting van de onderhandelingen. De vooruitgang in allerlei deeldossiers is in een gezamenlijke eindtekst samengebracht en binnen het normale onderhandelingsproces aanvaard. Het contrast met Kopenhagen was in die zin groot. Anderzijds is een nieuw klimaatakkoord nog heel veraf en de vermoeide onderhandelaars weten dus waarvoor ze staan tegen de volgende klimaattop in Zuid-Afrika volgend jaar. De druk zal dan groter zijn, want in 2012 loopt Kyoto af. Conclusie ; er is eindeloos geleuterd over een akkoord om verder te leuteren maar helaas is er rond zo goed als niets is er een definitieve tekst of inhoudelijk akkoord, laat staan een bindende afspraak.
naar HB/Foto AP/DS/DM