Rampjaar 2010

Het jaar 2010 is voorbij. Men noeme het gerust een rampjaar. Naast de voor zich sprekende hallucinante opeenvolging van rampen en negatieve berichten vallen vooral enkele trends te onthouden ; o.a. de Keeling curve. Deze curve werd in 1958 door Charles David Keeling voorgesteld en geeft gedetailleerde data weer van atmosferische CO2-concentraties. De eerste meting gaf aan dat die toen 310 ppm (parts per million, bvb. 310 liter in een loods van een miljoen liter inhoud) bedroeg. Helaas is deze curve ononderbroken door blijven stijgen tot de actuele 390 ppm. De resultaten worden qua betrouwbaarheid erkend dankzij o.a. jaarlijkse schommelingen ten gevolge van seizoenswisselingen in het noorderlijk halfrond en vergelijkbare gegevens tussen verschillende meetpunten. Algemeen wordt aangenomen dat deze doorlopende toename te wijten is aan het stijgend verbruik van fossiele brandstoffen sinds de industriële revolutie. Als we dit verbruik niet kunnen vertragen of stilleggen, halen we tegen het eind van deze eeuw 560 ppm. M.a.w. een verdubbeling van de pré-industriële waarde. Het wezenlijke voor wat 2010 betreft, is dat er aan die trend niets veranderd is - ondanks Kyoto, Kopenhagen, Nagoya en Cancún - en dat dit vermoedelijk voor de komende jaren zo zal blijven.Het is een experimenteel bewezen feit dat CO2, net zoals enkele andere gassen, bvb. methaan, een broeikaseffect heeft en dus heel waarschijnlijk een stijging van de temperatuur van onze dampkring tot gevolg moet hebben. De omvang daarvan en de gevolgen die daarmee gepaard gaan, zijn moeilijk nauwkeurig te voorspellen. Het smelten van het ijs van de noordelijke poolzee en het verhogen van de zeespiegel op sommige plaatsen, lijken nu al vast te staan.Klimaatstoringen zoals dit jaar de wereldwijde mega-overstromingen (o.a. Pakistan), de extreme koude- en hittegolven en de gevolgen daarvan (o.a. de bosbranden in Rusland) en zelfs de overstromingen en vroege winter bij ons, kunnen daarmee eveneens verband houden, maar dat zal slechts na langere periodes echt komen vast te staan. Dat er veranderingen, van welke aard ook, op komst zijn, lijkt wel bijzonder waarschijnlijk en daarom is de betreurenswaardige “intentieverklaring” van Cancún een te onthouden slag in het water.
Bovendien blijft de mens zich explosief voortplanten. In 1805 had de wereldbevolking haar eerste miljard bereikt. Pas 120 jaar later, rond 1925, waren we met twee miljard; de zes miljard kwam er al in 1999 en momenteel staat de teller op ongeveer 6,894 miljard. Met een jaarlijkse aangroei van 75 miljoen zullen we in 2012 met zeven miljard zijn. Een licht vertraagd tempo zal ons rond 2045 tot negen miljard brengen en er is geen duidelijke reden waarom deze toename dan plots stil zou vallen. Van de bijna zeven miljard mensen die nu leven, zijn er nagenoeg één miljard ondervoed; dat is zoveel als de totale wereldbevolking van 1805. (Heel indringend: vandaag zullen er ca. 26.000 mensen sterven van de honger.) Er is al een immense inspanning nodig om die minstbedeelden tot een redelijk welzijnsniveau te brengen, maar binnen 35 jaar zullen we dat voor nog eens twee miljard meer moeten realiseren. En nu reeds kappen we hiertoe jaarlijks elf miljoen ha bos, gaat zes miljoen ha landbouwgrond door erosie verloren en verbruiken we - dagelijks - 360 miljoen megawattuur energie uit niet vernieuwbare energiebronnen (olie, gas, steenkool). Dat onherstelbaar verlies brengt er de rijke landen niet toe hun ecologische voetafdruk te verminderen, integendeel, en de nieuwe industrielanden halen ons op dat vlak heel snel in. De escalerende wereldbevolking, het roekeloos opgebruiken van eindige hulpbronnen, het verder teloorgaan van de biodiversiteit, de stijgende pollutiegraad van ons hele milieu; al deze trends gaan gepaard met het toenemend broeikaseffect, dat onze leefbaarheid nog verder in het gedrang brengt. Mits enige verbeelding lezen we dit alles af op die onverbiddelijke Keeling curve. Wie dit jaar de sense of urgency nog niet heeft aangevoeld, zal in de komende jaren de kop niet langer in het zand kunnen steken. Het is reeds heel lang mijn overtuiging dat de snelste en de goedkoopste aanpak van al die problemen te vinden is in een radicale geboortepolitiek. Tijdens de grote rampen van dit jaar en op de internationale summits, heb ik daarover echter niets gehoord. Je zou van minder wanhopig worden.
De essentiële trend in Europa, die reeds vorig jaar startte, is de toenemende ontnuchtering betreffende de eenheidsdroom. Ethiek en politiek als ideale concepties over de waarden en normen voor het individueel en maatschappelijk handelen, kunnen alleen behoorlijk functioneren als ze een optimale middenweg vinden tussen extreme partijdigheid en extreme onpartijdigheid in. De onpartijdige houding streeft totale solidariteit na: iedere mens op deze aarde of iedere gemeenschap, heeft nu evenveel recht op geluk en welvaart als ikzelf en mijn gemeenschap. In de partijdige houding stel ik mezelf of mijn gemeenschap centraal: solidariteit kan, maar niet ten koste van mij of van ons. Als je zoontje en dat van de buurman in het kanaal valt, mag je dan, partijdig, eerst je eigen zoontje redden en daarna dat van de buurman? Of moet je die beslissing op onpartijdige gronden nemen: bvb. dat kind waar je toevallig het dichtst bij bent? Sommige ethici (o.a. Peter Singer) vinden dat de onpartijdige houding in bijna alle gevallen de meest ethische is. Ik wil die discussie hier niet ten gronde voeren. Wel moet ik vaststellen dat de grote meerderheid van de individuen en gemeenschappen geen totale afstand wil doen van partijdigheid. Pleiten voor solidariteit als hoogste vorm van beschaving verdient aanbeveling, maar het pleidooi schiet zijn doel voorbij als men hierbij diep ingewortelde tendensen tot zelfbehoud, zelfrealisatie en bescherming van de eigen gemeenschap dreigt aan te tasten. Een concreet Europees voorbeeld. Op een bepaald moment beschuldigde men de Duitsers van gebrek aan solidariteit met de Grieken: de ‘rijke’ Duitse arbeiders wilden de ‘arme’ Griekse arbeiders niet meer ondersteunen. Als men daarbij bedenkt dat die Duitse arbeiders tegen een pensioenleeftijd rond 68 jaar aankijken, terwijl de Griekse het na 58 jaar laten afweten, dan wordt die ‘partijdigheid’ al iets begrijpelijker. Kortom, wie een beroep doet op een streven naar eenheid, solidariteit en onpartijdigheid, kan hierbij als ideaalbeeld heel ver gaan; maar er zijn ook grenzen, en die hebben te maken met de mate waarin de mensen zo’n oproep als een bedreiging van hun zelfbehoud ervaren. De risico’s verbonden met ‘populisme’ hangen uiteraard samen met het oneerlijke misbruik dat sommigen van probleemsituaties maken, maar misschien evenveel met de overtrokken eisen die ethische en politieke ‘wereldverbeteraars’ soms stellen. Onze medeburgers zijn best wel bereid om begrip en medelijden te betonen voor asielzoekers in nood, maar als plots duizenden tegelijk hun leefwereld in gevaar lijken te brengen, kan die houding omslaan. Daarbij is het niet alleen de vraag of hun perceptie adequaat is, ook de perceptie zelf is een feit waarmee we rekening moeten houden.
We moeten de eurosceptische trend, vooral op het vlak van solidariteit, dus niet zozeer met het moraliserende vingertje benaderen. Veel vruchtbaarder is het de vraag te stellen waar men misschien een brug te ver gegaan is (verruiming van de visapolitiek?), of te veel uit het solidariteitsgevoel heeft willen persen. L’homme n’est ni ange ni bête et le malheur veut que qui veut faire l’ange fait la bête. Die opmerking van Pascal geldt ook voor ethici en politici die van mensen engelen willen maken.De meest zinvolle houding bestaat erin te vertrekken van de menselijke behoefte aan zelfbehoud en die op spontane wijze te laten uitbreiden tot de naasten in de bijbelse zin (de nabijen) om van daaruit de solidariteit in concentrische cirkels uit te laten dijen tot ze, in een iets verzwakte vorm, op alle mensen betrekking heeft. Een tweede criterium, dat dit van nabijheid enigszins doorkruist, is de ernst van de noodsituatie van de andere. (Als je eigen zoontje goed kan zwemmen en dat van de buurman helemaal niet, zou je beter eerst dat van de buurman redden). Voor Europa lijkt de essentiële trend van dit jaar dus niet alleen die van de tanende solidariteit, maar ook van de toenemende behoefte om de grenzen van het haalbare op het vlak van solidariteit af te tasten. Mutatis mutandis geldt die vaststelling ook in verband met de belangrijkste trend in België: het onvermogen om de communautaire problemen op te lossen. Een volkomen ‘onpartijdige’ stelling zou erin bestaan dat de Vlaamse politici geen eisen stellen in verband met Vlamingen die zich in Wallonië vestigen en de Franstalige politici dezelfde houding aannemen betreffende Franstaligen in Vlaanderen. BHV is daarmee opgelost en heel wat goodwill en solidariteit vrijgemaakt. Een verdere feitelijke analyse van de oorzaken van verschillen in welstand - politieke keuzes? - en van mogelijke herstelmaatregelen, kan ook veel goodwill tot stand brengen. Het opgestoken vingertje, veelal in dezelfde richting, lijkt me noch echt onpartijdig, noch echt doeltreffend. Oproepen tot een ethische basishouding, maar dan gekoppeld aan een rationeel streven naar het optimum tussen partijdigheid en onpartijdigheid, lijken een trend te zijn die de toekomst voor zich heeft.

Bron E.V.

Populaire posts van deze blog

De Neoliberale Meritocratie

Misantroop