Macht

De geschiedenis van de mensheid is een aaneenschakeling van wereldordes die elkaar afwisselen op het ritme van opkomst en verval van grote mogendheden. Dikwijls ging dit gepaard met spanningen en conflicten – maar niet altijd. Midden achttiende eeuw waren China en India de economische sterkhouders van de wereld. China vertegenwoordigde op dat moment meer dan 30 % van de wereldeconomie en samen met India produceerden beide landen zowat de helft van alle goederen in de wereld. Europa was toen goed voor minder dan een vijfde van de wereldproductie. Maar dan startte in Groot-Brittannië de eerste Industriële Revolutie, enkele decennia later gevolgd door de rest van Europa. Op minder dan zeventig jaar werd Europa het centrum van de wereldeconomie. Dank zij de kolonies wapperde de vlag van de 5 grote Europese mogendheden (Groot-Brittannië, Frankrijk, Oostenrijk, Pruisen en Rusland) over alle continenten. Ze beschikten alle over de nodige machtsbronnen om als grootmacht erkend te worden: economische, militaire en politieke macht. Ze waren allen bereid om die machtsbronnen ook te gebruiken en daardoor gezamenlijk de spelregels vast te leggen om de wereld te besturen. Toch waren ze niet op alle vlakken even sterk. De ene had meer economische macht, de andere meer militaire macht en sommige hadden meer politieke invloed. De vijf hadden ook elk hun invloedszone, waar ze soms met harde hand tussenbeide kwamen. Hun onderlinge relaties varieerden van kil tot warm naargelang hun macht steeg of daalde en dat drukte zijn stempel op de wereldpolitiek. Tegen het einde van de eeuw ontglipt het economische leiderschap aan de Europeanen, haast geruisloos, zonder dat de Europese staten dat beseffen. De Verenigde Staten zijn de Europese grootmachten voorbijgestoken, dank zij de trek naar het Westen, hun moderne productietechnieken, de massale migratie en hun natuurlijke hulpbronnen. Politiek spelen ze nog niet echt mee in de wereldpolitiek. Europa blijft de orkestmeester – tot grote ergernis trouwens van de Amerikanen die aanstoot nemen aan de superieure arrogantie van de Britten, die hen als quantité négligeable blijven behandelen. Vijftig jaar en twee wereldoorlogen later. Twee grote mogendheden – die zo machtig waren dat men ze als ‘supermachten’ omschreef – beheersen het wereldtoneel in 1945: de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Zij vormden geen tweeling. De Verenigde Staten bezaten meer macht en vooral meer politieke invloed omdat haar leidersrol in haar West-Europese invloedszone niet als dwingend werd aangevoeld. Ook de Sovjet-Unie had grote economische en militaire macht, maar haar politieke invloed werd in haar Oost-Europese invloedszone al snel als onderdrukkend aangevoeld. Maar net zoals hun 19e eeuwse voorgangers stroomlijnden hun onderlinge relaties de wereldpolitiek.


Om de rol te kunnen spelen van grootmacht heeft een staat een aantal cruciale machtsingrediënten nodig:

een duurzame (autonome en voldoende gedifferentieerde) economische basis

militaire middelen die in overeenstemming zijn met de beoogde doelstellingen

internationale en regionale erkenning als grootmacht

binnenlandse stabiliteit en een publieke opinie die instemt met een grootmachtenbeleid.

De capaciteit van grote mogendheden om een leidersrol te spelen ligt precies in het verschil tussen hun macht en die van de kleinere (‘secundaire’) staten. Grote mogendheden kunnen daardoor ‘voordelen’ bieden (zowel materiële als ideologische) aan andere staten die zich in ruil hiervoor inschakelden in een wereldorde die de macht en de leiderspositie van deze mogend­heid bestendigt. Als secundaire staten dat niet willen, dan heeft een grootmacht nog altijd de mogelijkheid om die steun af te dwingen. De macht van een grootmacht ligt dus in haar relatieve machtsvoorsprong op haar ‘cliënten’. Neemt die voorsprong af, dan vermindert ook haar capaciteit om leiding te geven. Vandaag steken 4 mogendheden met kop en schouder boven de rest uit. De VS, China, Rusland en de Europese Unie. Net als hun voorgangers hebben ook de vier machten van onze tijd op de een of andere manier een hoeveelheid macht die hen in staat stelt de rol van grootmacht te spelen. Misschien wat eigenaardig in het rijtje is de EU. Dat is geen grootmacht in de klassieke betekenis van het woord. De Europese Unie vormt inderdaad een bizar mengsel van lidstaten en instellingen bóven de lidstaten. De macht in Europa ligt dus erg verspreid. Hoe economisch machtig de Europese Unie ook zal worden, precies doordat zij alle macht niet kan bundelen in één machtscentrum zoals een klassieke grootmacht, zal de Unie nooit in staat zal zijn zich te gedragen als een agressieve grote mogendheid. Dat maakt van de EU een curieuze nieuwkomer in de geschiedenis van de wereldpolitiek. De VS zijn militair gezien de machtigste mogendheid. Het staat buiten kijf dat zij eender welk land de oorlog kunnen verklaren, en elk regulier leger zullen verslaan. Politiek zijn ze echter erg gehavend uit de Irakoorlog van 2003 gekomen. Dat heeft hun aantrekkingskracht (soft power heet dat in het Engels) in de ogen van de rest van de wereld erg aangetast, vooral omdat dit samenviel met de relatieve vermindering van hun economisch gewicht in de wereld. In de wereldeconomie weegt Europa vandaag even zwaar als de Verenigde Staten. Hoewel dikwijls beweerd wordt dat de Europese Unie militair een dwerg is, spreken de cijfers dit tegen. De EU beschikt over een grotere troepenmacht dan de Verenigde Staten en heeft wereldwijd zowat 50 à 60.000 militairen permanent in militaire operaties. In vergelijking met de Verenigde Staten is het imago van Europa bovendien veel aantrekkelijker. China kent sinds 1978 nooit eerder geziene recordcijfers inzake economische groei. Jaarlijkse groeicijfers van tien procent waren decennialang de regel. Dat heeft zijn gewicht in de wereldeconomie fors doen groeien. Nogal wat Amerikanen vrezen dat China dank zij zijn snel groeiende macht zal uitgroeien de leidersrol van de Verenigde Staten, zowel in Azië als wereldwijd, zou uitdagen. Dat is niet het geval gebleken. Het valt op hoe Beijing zich sinds het midden van de jaren negentig in de eigen invloedszone als een ‘welwillende grootmacht’ gedraagt en op het mondiale vlak als een ‘verantwoordelijke medespeler’. Echter, de onheilspellende massieve overname van talloze cruciale Westerse bedrijven, samen met een nooit eerder vertoonde uitbouw van een militair systeem en het schrijnende gebrek aan respect voor mensenrechten en milieu, lijkt aan te tonen dat China een verborgen, lees minder verantwoordelijke’ agenda volgt. Rusland gedraagt zich dan weer als een klassieke negentiende-eeuwse grootmacht. Toen Vladimir Poetin er in 1999 aan de macht kwam, wou hij van zijn land opnieuw een sterke en gerespecteerde grootmacht maken, na het desastreuze en vernederende tijdperk van zijn voorganger Jeltsin. Vandaag is Rusland echter, net zoals Pruisen in het begin van de negentiende eeuw, de zwakste van de grote mogendheden en daarom erg gevoelig voor zijn status. Een land dat zichzelf als een grootmacht ziet, maar het gevoel heeft dat de overige grote mogendheden haar niet naar waarde schatten, heeft altijd de neiging kribbig te reageren. Maar er is vandaag meer aan de hand in de wereldpolitiek dan enkel het komen en gaan van grote mogendheden. Opnieuw is het zwaartepunt van de wereldeconomie bezig te verschuiven in de richting van een ‘postwesterse wereld’. De westerse mogendheden worden op zich niet zwakker, maar de rest van de wereld wordt sterker. Sommige vroegere ontwikkelingslanden zijn in de afgelopen jaren in snel tempo de echte motoren van de wereldeconomie geworden. Ze dragen nu de naam ‘groeilanden’. Het zijn landen als China, Rusland, India, Brazilië, maar ook de Centraal- en Oost-Europese landen, Mexico en Zuid-Afrika. Zij vertegenwoordigen vandaag, afhankelijk van de berekeningswijze, een kwart tot meer dan de helft van de wereldeconomie en groeien twee keer zo snel als de industrielanden. In 2008 al voorspelde de investeringsbank Goldman Sachs dat vier onder hen tegen 2027 de oude industrielanden achter zich zullen hebben gelaten: Brazilië, Rusland, India en China. Goldman Sachs bedacht hen met het letterwoord ‘BRIC’, naar de eerste letter van hun naam. Maar niet alleen de BRIC-landen, ook de overige ontwikkelingslanden scoorden de afgelopen jaren gemiddeld hoger dan de industrielanden. En er is nog meer nieuws. Ambitieuze multinationals uit China, India, Brazilië en Rusland rukken sinds 2002 op in de rangorde van de wereldbedrijven. In alle sectoren dagen zij de positie van de westerse multinationals uit, van staal, over telecom en diensten tot vliegtuigbouw. De overname van computergigant IBM door het Chinese Lenovo in 2005 en van de Europese staalreus Arcelor door het Indische Mittal een jaar later waren slechts het begin. Sinds 2002 is het aantal overnames van westerse bedrijven door groeilanden almaar in stijgende lijn gegaan. Deze situatie is dramatisch verergerd sedert de ‘Grote Recessie’ van 2008. De kritiek op het Westen was niet mals. Het Westen werd verantwoordelijk gesteld voor het uitbreken van de crisis, maar iedereen deelde in de klappen. Tientallen miljoenen mensen werden opnieuw onder de armoededrempel geduwd. Het westerse economische model verloor meteen alle aantrekkingkracht. In de zomer van 2009 maakte het Internationaal Muntfonds de balans op en waagde het zich aan een voorspelling. Tegen 2010 zou de wereldeconomie opnieuw gaan groeien, zij het slechts met enkele procenten. Maar die enkele procenten zullen te danken zijn aan de groeilanden. In 2010 zouden China en India respectievelijk met 8,5 en 6,5 procent groeien, Afrika met 4 en Latijns-Amerika met 2,3 procent. De Verenigde Staten daarentegen zouden nauwelijks groeien en Europa zou verder krimpen. De “Grote Recessie” is m.a.w. slechts een vertraging van korte duur in de opmars van de groeilanden. Welke gevolgen kan die opmars hebben ? De vuistregel is dat wie macht verliest, ook leiderschap inboet. Dat is de eerste conclusie. Westerse landen verliezen geen macht in absolute zin, maar in relatieve zin – en daarmee ook de capaciteit om de wereld te blijven sturen. Na meer dan twee decennia onmiskenbare westerse dominantie, zal de macht in de wereld opnieuw meer verspreid liggen over de verschillende continenten. De internationale organisaties die door het Westen werden opgericht, zullen zich hieraan moeten aanpassen op gevaar anders weg te deemsteren in irrelevantie. Een tweede conclusie is dat de financiële schok en de economische recessie de overgang naar een multipolaire wereld nog hebben versneld. De Verenigde Staten en Europa bezitten momenteel noch de middelen, noch de geloofwaardigheid om een leidersrol te spelen. Zij zullen de crisis wel te boven komen, maar intussen zal het zwaartepunt van de wereldeconomie opgeschoven zijn naar een meer verspreide, multipolaire machtsverdeling. Een blik op de multipolaire wereldordes uit vroeger tijden leert ons welke oermechanismen de wereldpolitiek kneden. De grote mogendheden spelen altijd de eerste viool. De eerste wet van de wereldpolitiek geldt nog altijd dat hun onderlinge relaties een sterke stempel drukken de wereldpolitiek. Die grote mogendheden spelen een ingewikkeld spel om macht, prestige en invloed. De toename of afname van hun machtspositie ten opzichte van elkaar bepalen hun gedrag en de rest van de wereld ondergaat er de gevolgen van. Net zoals vroeger zitten de kleinere staten gevangen in de bedding van de wereldpolitiek die getrokken werd door de relaties tussen de grote mogendheden. Ze kunnen in dit machtsspel ofwel partij kiezen, of trachten afzijdig blijven. Sommige proberen, ook vandaag, de ene grootmacht tegen de andere uit te spelen. Gesterkt door hun economische groei doen de grootste onder de secundaire staten zelfs af en toe pogingen om zich te verheffen tot de besloten kring van de groten, zoals vandaag India en Brazilië. De tweede oerwet werd door Lord Palmerston, de legendarische negentiende-eeuwse Britse minister van buitenlandse zaken, vastgelegd in de onsterfelijke formule: ‘We hebben geen eeuwige bondgenoten en we hebben geen eeuwige vijanden. Alleen onze belangen zijn eeuwig en permanent en het is onze plicht die te verzekeren.’ De beste bondgenoot van Engeland kon morgen zijn grootste tegenstrever zijn – en omgekeerd. De grote mogendheden zullen dus ook nu afwisselend met elkaar samenwerken als hun belangen hen in dezelfde richting duwen, maar dan weer met elkaar ruzie maken als tegengestelde belangen hen van elkaar wegduwen. De voorbeelden liggen vandaag voor het oprapen: de nieuwe maanrace, de wedren om de Noordpool en ook om de Zuidpool, de competitie om energie- en grondstoffen in Afrika, de Kaukasus en Centraal-Azië. Geïnstitutionaliseerd wantrouwen is het basiskenmerk van de onderlinge relaties tussen de grote mogendheden. In het verleden heeft dat vaak geleid tot instabiliteit en zelfs conflict… tenzij de grootmachten elkaar nodig hebben. Het verleden toont dat een multipolaire wereldorde, ondanks haar ingebouwde instabiliteit, toch lange periodes kent van stabiliteit en vrede. De oorzaak hiervan was steeds dezelfde: de grote mogendheden hebben elkaar soms nodig om hun doelstellingen te realiseren. Dat is meteen de derde oerwet van de wereldpolitiek: als grootmachten een gemeenschappelijke doelstelling delen, dan wordt de ingebouwde wispelturigheid van hun onderlinge relaties gekanaliseerd in een soort ‘sociaal contract’. Als dat gedeelde perspectief bovendien aantrekkelijk is voor de overige staten, dan aanvaarden deze laatste des te gemakkelijker de leidersol van de grote mogendheden.De steeds verder schrijdende mondialisering heeft de grootmachten vandaag meer dan in het verleden van elkaar afhankelijk gemaakt in cruciale domeinen: economische en financiële stabiliteit, energiebevoorrading en de transitie naar meer duurzame energiebronnen, voedselveiligheid en, bovenal, de gevolgen van de opwarming van de aarde. Het zijn uitdagingen die de grootmachten met elkaar delen en waarvoor ze elkaar nodig hebben. Als zij elkaar vinden in een gezamenlijke aanpak van deze kwesties, is meteen de vraag beantwoord of de huidige multipolaire wereld gekenmerkt zal worden door samenwerking, competitie of confrontatie. De vraag blijft natuurlijk in welke mate de verdeling van de wereldmacht zoals wij die in de geschiedenis kenden, vergelijkbaar blijft met de wereldmacht van onze huidige tijd. Een tijd die gekenmerkt wordt door 7 miljard mensen en alle nefaste gevolgen hiervan. De toekomst wordt een wereldstrijd om de laatste fossiele brandstoffen, om de laatste bewoonbare gebieden, de laatste ontginbare landbouwgronden, het laatste drinkbare water en meer dan ooit… de bescherming van het eigen goed en de eigen macht. De rust die ons op wereldschaal sedert hat einde van WO2 te beurt viel, geeft de nieuwe generaties de bedrieglijke impressie dat het altijd zo is geweest en altijd zo zal zijn. Helaas wijzen een alarmerend hoog aantal indicatoren in de andere richting. (naar R. Coolsaet).

Populaire posts van deze blog

De Neoliberale Meritocratie

Misantroop